Over Laag Wolfheze

LaagWolfheze mevrLangelaanvanEeghen JeannevanPoppel www

Mevrouw Langelaan – van Eeghen (1908-2017) vertelt over de buitenplaats Laag Wolfheze in Doorwerth. In 1916 laat haar vader, Christaan (Chris) Pieter van Eeghen (1880-1968) het huis “Laag Wolfheze” bouwen naar een ontwerp van de Haagse architect Samuel de Clercq (1876-1962), neef van Van Eeghen. Samuel Voorhoeve, bekend Oosterbeeks tuinarchitect, maakte het tuinontwerp.

Door Jeanne van Poppel

‘Het huis heette altijd de “Villa” vanwege de loggia’s denk ik.’

Mevrouw Langelaan – van Eeghen (1908 -2017) vertelde over de buitenplaats Laag Wolfheze te Doorwerth. Haar vader kocht in 1916 Laag Wolfheze, een gebied van 240 ha, van de erfgenamen van de familie van Brakell, waarvan ten tijde van het interview nog 20 ha rond het huis privé-eigendom was.
Interview 11 -7- 2012 door Jeanne van Poppel

Een huis met een rieten dak

‘We logeerden toen ik erg klein was in augustus zeker drie weken bij de oudtantes op de Pietersberg in Oosterbeek. Het gezin groeide en mijn ouders zochten naar mogelijkheden in de omgeving. Mijn moeder wilde graag een huis laten bouwen in de stijl van een ‘Larense boerderij’. Toen heeft een neef van mijn vader S. de Clercq, architect, een ontwerp gemaakt voor een huis met een rieten dak.

Opgehoogd met zand

De woning van de boswachter aan de oude verbindingsweg tussen Wolfheze en kasteel Doorwerth werd het eerst gebouwd. Meteen werd een boswachter benoemd. De eerste was Blankenspoor en van Loenen volgde hem op. Op het terrein groeide toen veel laag eikenhakhout. Ik herinner me dat de plek waar het huis zou komen werd opgehoogd met zand waardoor er een mooi uitzicht was over de tuin. Het huis heette altijd de “Villa” vanwege de loggia’s denk ik. De Oosterbeekse tuinarchitect S. Voorhoeve ontwierp de tuin en in zijn plan stonden onder meer rododendrons en de aanleg van een grasveld. De heggen waren vroeger lager natuurlijk en de paadjes op het terrein waren allemaal begaanbaar. Maar de bosbessen en de heidevelden verdwenen. Vroeger zag je vanuit de bovenverdieping van het huis de watertoren en het kerkje dat bij de psychiatrische inrichting in Wolfheze hoorde. Als je boven op zolder stond, zag je in de verte de masten van radio Kootwijk.

Echt een buitenhuis

Het was echt gebouwd zoals je toen een buitenhuis bouwde. Direct bij de bouw van de “Villa” en de woning van de boswachter zorgden putten voor de watervoorziening. Het water bij de “Villa” zat 35 meter onder de oppervlakte. Een elektrische pomp pompte het water in een groot reservoir op zolder.

Vakanties

In het jaar 1921, het jaar waarin ik 12 jaar werd, bracht ik met mijn broers en zusters de eerste zomervakantie op Laag Wolfheze door. Mijn moeder vond het heerlijk om op Laag Wofheze de vakantie met Pasen, Pinksteren en in de zomer door te brengen. Ik denk dat zij hier misschien graag had willen wonen, maar haar hele familie woonde niet hier en het huis was er niet op gebouwd. Mijn vader kwam zelf meestal in de zomer naar de “Villa”. Hij was zeer gesteld op de omgeving van Oosterbeek en Wolfheze waar hij zijn jeugd had doorgebracht. Hij besefte dat het leven op een buiten zoals hij dat in zijn jeugd gekend had in Nederland niet meer terug zou keren.’

Omgeving Buitenplaats Laag Wolfheze

‘De fietsen kwamen mee met de trein uit Amsterdam.’

Mevrouw Langelaan- van Eeghen (1908 – 2017) ging vanuit Amsterdam op vakantie in Doorwerth en vertelde over de reis en waar ze zoal speelde tijdens de vakanties.

Station Wolfheze

‘De fietsen kwamen mee met de trein uit Amsterdam. De kaartjes voor de fiets kosten 30 cent en de fiets haalde je zelf uit de wagon. We kwamen aan in station Wolfheze. Station Wolfheze was lange tijd het enige station tussen Ede en Arnhem. Van en naar het station Arnhem bestelden mijn ouders weleens een auto van Aalbers. De broers Aalbers hadden een bekende stalhouderij in Oosterbeek. Maar toen er geen vraag meer was naar rijtuigen zijn zij overgegaan op een garagebedrijf. Ik haalde na lessen bij deze broers mijn rijbewijs in Arnhem. In de jaren dertig gebeurde het ook dat we met de taxi vanuit Amsterdam naar Laag Wolfheze kwamen. Dat was in die tijd goedkoop. Mijn vader wandelde vaak vanaf het station Wolfheze.

De tram

En er was natuurlijk een tram. Je hoorde de stroomtram al in Heelsum zuchten om hier de berg op te komen. In 1921 sloeg de hele locomotief bij de bocht naar Heelsum om. Dat maakte een vreselijke indruk op ons allen, iedereen ging natuurlijk kijken. In 1925 kwam de elektrische tram. Twee waren er en die gingen tot Arnhem, tot het haventje. Dan holde je van het station naar beneden om die tram nog te halen en als de conducteur goedgemutst was, stopte hij bij het hek voor dit huis. Vanaf ongeveer 1935 reden er bussen, die stopten boven op de heuvel, de Zilverberg.

Mooiste plekken

De mooiste plekken waren daar waar je de leukste dingen kon doen. De beken, de Wodanseiken, de beekvijvertjes lieten we altijd zien aan bezoekers en logés in die tijd. Op de hei stond een zogenaamde snoepjesboom waarin we snoepjes verstopten. In het begin speelden we “hoekje om”, een verstopspelletje om het huis.

Zwemmen

We fietsten heel veel en we gingen ook zwemmen. Daarvoor fietsten we naar het zwembad bij Lexkesveer, want we mochten niet zomaar in de Rijn zwemmen. Later was er in Oosterbeek ook een zwembad. Wij lazen boeken gekaft in bruin papier uit de bibliotheek van Romeijn in Oosterbeek. Soms gingen we weleens theedrinken bij herberg de Zalm in Doorwerth. In de tijd van de vakantie op de Pietersberg gingen we met het rijtuig daarnaartoe.

Speeltuin

Ook bezochten we de Westerbouwing, decennialang een begrip in Nederland vanwege het spectaculaire uitzicht en de grote speeltuin. We gingen ook dikwijls naar kasteel Doorwerth. Het plafond van de gevangeniscel met grote spijkers erin bewoog op en neer. Dat maakte altijd veel indruk. Het bezoek aan kasteel Doorwerth was en is nog steeds een geliefde wandeling: heen via de beekvijvertjes over de brug bij Heelsum en dan terug door de bossen van Doorwerth.

Duizend mogelijkheden

Kort na de tweede oorlog waren de kinderen van mijn zuster helemaal gefascineerd door datgene dat door Airborne-troepen was achtergelaten. Uit een periode van een jongere generatie herinner ik me het bouwen van hutten om daarin te kamperen. We hadden een tennisbaan en die is er nog. Daar zijn altijd duizend mogelijkheden geweest om te spelen.’

Omgeving Buitenplaats Laag Wolfheze

‘Ik herinner me dat we naar de Pietersberg wandelden.’

Mevrouw Langelaan – van Eeghen (1908 – 2017) ging als kind tijdens haar vakanties in Laag Wolfheze op bezoek bij haar oudtantes op de Pietersberg te Oosterbeek. Zij vertelde over haar herinneringen hieraan.

De oudtantes

‘Ik herinner me dat we naar de Pietersberg wandelden. Dan ging je altijd langs de Utrechtse weg met rode klinkers in die tijd en dan rechtsaf bij de van Borssele weg. Mijn oudtantes van Eeghen brachten al sinds hun jeugd de zomers door op de Pietersberg en waren bekende figuren in Oosterbeek. De oudtantes waren een beetje het middelpunt van de familie, want wij hadden geen grootouders meer. Ze verwachtten dan ook dat mijn ouders zondagmiddag op bezoek kwamen. Er waren altijd mensen en gasten. Daar waren ze erg op gesteld. Het was de gewoonte dat mensen van de buitens na het kennismaken tijdens de visites elkaar sleutels van de hekjes uitwisselden. Ze hadden zo vrije toegang tot bijvoorbeeld de Pietersberg. De Pietersberg was niet zo vreselijk groot, maar het was natuurlijk allemaal veel mooier onderhouden.

De huishouding

Op de Pietersberg werkten voor de huishouding drie inwonende personeelsleden, maar er kwamen ook mensen overdag uit het dorp. De koetsier zorgde met een palfrenier en een staljongen voor vier á zes paarden. Acht tuinlieden zorgden voor de tuin. Ik herinner me Marie. Zij was de baas en daar waren we wel een beetje bang voor. Haar japon was donkerblauw met van die hele fijne witte stippeltjes. Naast de zitkamer van het personeel was een keuken en daarachter waren ook enige vertrekken voor het strijken en wassen. Aan de andere kant van de vestibule was weer een kamer met de voorraad van de inmaak. In deze vertrekken waren wij niet welkom.

Ik herinner me, het moet tijdens de eerste wereldoorlog geweest zijn, dat we verschrikkelijk jaloers waren toen de jongste zoon van de hoofdkoetsier jarig was en een nieuwe fiets van oudtante Marie cadeau kreeg. Hij was vernoemd naar haar. Op deze manier leefden de oudtantes mee met hun mensen en personeel.

Per boot

Ik herinner me dat mijn oudtantes per boot allerlei dingen uit Amsterdam meenamen voor hun verblijf op de Pietersberg, zoals de vleugel en koloniale waren. Misschien kwam de boot in het haventje in Arnhem aan en werden de spullen daarna met een wagen en paard verder vervoerd. Ik las in oude brieven over de buitens aan de Vecht, dat mensen uit Amsterdam en Utrecht ’s zomers een deel van de huisraad per beurtschipper verhuisden naar de buitens. In het najaar kwam dan alles weer terug. Na de eerste wereldoorlog was dit wel een beetje afgelopen.’

Omgeving Buitenplaats Laag Wolfheze

… vooral als een oord om er de vakanties door te brengen.

Mevrouw Langelaan – van Eeghen (1908 – 2017) vertelde over de voorzieningen en de wederopbouw van het buitenshuis Laag Wolfheze na de tweede wereldoorlog.

Winkels

Ik herinner me de omgeving van Laag Wolfheze van toen vooral als een oord om er de vakanties door te brengen. Het wegenplan was al uitgelegd voor Doorwerth, maar eigenlijk waren er haast geen huizen nog in 1940. Dat is heel langzaam gekomen, ook de winkels. Oosterbeekse winkeliers uit die tijd die ook wel op Laag Wolfheze bezorgden waren schoenmaker Mentink, kruidenier de Geest, en drogist van Rijn. Er was een tuinman die groente verkocht, want ik zie hem nog met paard en wagen hier komen. Mijn moeder wou juist geen moestuin.

Wasserij

Op Laag Wolfheze nam mijn moeder vaak twee meisjes uit Amsterdam mee, die soms weleens heimwee kregen. Ook hielp iemand uit het dorp of een van de dochters van de boswachter ons. We maakten gebruik van de wasserij in Heelsum voor kleding- en linnengoed. Een huisnaaister maakte onze kleding. Ik had een mooie jurk, een jasje en een hoed voor als we deftig in het rijtuig mee moesten of als er bezoek was.

Telefoon

Na de oorlog waren natuurlijk in Wolfheze ook wel winkels. Dat is allemaal weg. Rond 1930 kwam er telefoon op Laag Wolfheze. Na de oorlog duurde het even voor de verbinding hersteld was en kon het gebeuren dat berichten via hotel Wolfheze werden doorgegeven. De krant werd wel aan huis bezorgd in die tijd.

Kogelgaten

Na de slag om Arnhem in 1944 namen de Duitsers het in beslag en dat is mogelijk de redding van het huis geweest. Vele huizen, groot en klein, vielen in die maanden ten prooi aan het oorlogsgeweld. In het hele gebied waren de bewoners uit hun huizen gezet en er was niemand om de branden te blussen. Op Laag Wolfheze voorkwamen de Duitsers tot twee keer toe een brand na een granaatinslag. In de solide kelders konden zij schuilen tijdens beschietingen. Om warm te blijven verbrandden ze het meubilair en de trapleuning, alleen de Biedermeier canapé van mijn betovergrootmoeder bleef gespaard. De muren zaten vol kogelgaten.’

Plaats een reactie