Keuze architect
De gemeente Renkum had na de Tweede Wereldoorlog een aanzienlijke taak in de wederopbouw. Naast alle aanwezige schade moest ook een behoorlijke deel van de Arnhemse woningnood worden opgevangen. Daarom voorzag men een forse groei van de bevolking van de gemeente, van circa 25.000 inwoners naar meer dan een verdubbeling. De gemeente benaderde na tussenkomst van de Bond van Nederlandse Architecten zes architecten: Sam van Embden (oud-student van Granpré Molière, later bekend van de TU’s in Twente en Eindhoven), Wouter van der Erve (eveneens een oud-student van Granpré Molière) Julius Luthmann (bekend van Radio Kootwijk), Abraham Rouville de Meux (die wordt gerekend tot de Delftse School, ontwierp in historiserende stijl), Cornelis Wegener Sleeswijk (bekend van het modernistische raadhuis van Bussum uit 1961, maar ook van grote restauratiewerken, als het Paleis op de Dam) en Granpré Molière.
Gekozen wordt voor de Granpré Molière. Na de Tweede Wereldoorlog werd de kring rondom hem aangeduid met ‘Delftse School’. Het begrip duidt tevens een van de ‘bouwstijlen’ van de wederopbouwarchitectuur aan en werd door modernistisch ingestelde architecten lange tijd als synoniem gehanteerd voor een meer traditionalistische architectuuropvatting. Granpré Molière was als belijdend katholiek betrokken bij de realisering van vele katholieke kerken en kloosters. Daarom kan aangenomen worden dat, naast burgemeester Matzer van Bloois, ook Jhr. van Nispen tot Pannerden, wethouder namens de KVP en aangetreden in 1953, een voorkeur had voor zijn geloofsgenoot. Vanaf 1955 bewoont Granpré Molière voor een aantal jaren een deel van Van Nispens huis aan de Oude Oosterbeekseweg in Doorwerth.
Traditioneel
Bij de aanvaarding van zijn opdracht liet Granpré Molière vastleggen dat in weerwil van allerlei nieuwe architectonische ideeën en inzichten niet al te veel afgeweken mocht worden van traditionele schema’s. Met de voorziene bevolkingsgroei en het groeiende ambtenarenapparaat was er behoefte aan een veel groter raadhuis. Ondanks de voorkeur van de architect voor de locatie op Hartenstein werkte hij in 1953 ook al aan een ontwerp op de Dennenkamp. Klaarblijkelijk voorzag hij bezwaren tegen zijn voorkeur. Het zou tot lange discussies leiden. Hij had voorkeur voor Hartenstein, vooral omdat dit mogelijkheden bood om vanaf grote afstand over de Utrechtseweg een zichtlijn te hebben op het huis van het gemeentebestuur.
Stijlkenmerken
Het ontwerp zelf laat zich vooral kenmerken door de nadrukkelijke verwijzingen naar Toscaanse stadspaleizen: hoektorens, een zware getoogde kroonlijst, de dubbele staatsietrap naar de ‘piano nobile’ waar de raadszaal gedacht was, de klokkentoren en de flauw hellende pannendaken. Opvallend is ook de suggestie om het metselwerk op allerlei manieren te verrijken met de inzet van natuursteenvlakken. In het uiteindelijk op de Dennenkamp gerealiseerde raadhuis zijn, ondanks meerdere bezuinigingsronden, nog vele van deze voor Granpré Molières kenmerkende elementen terug te vinden.
Lees meer over het huidige gemeentehuis
Voeg een reactie toe