Kerkje op de heuvel

Levend erfgoed in een EEUWoude gemeente

Open Monumentendag Renkum 2023

Na een aantal jaren van rust is 2023 het jaar waarin ook Renkum weer meedoet met de Open Monumentendag! Daarbij wordt aansluiting gezocht bij het landelijk thema ‘levend erfgoed’ en honderd jaar gemeente Renkum.

Hoe laat ‘levend erfgoed’ en ‘100 jaar Renkum’ zich beter verbinden dan met aandacht voor de drie historische levensaders die door de gemeente lopen: van oost naar west of andersom.

Langs deze levensaders vinden we – naast belangwekkende gebouwen – het voor deze gemeente o zo waardevolle groen in de vorm van monumentale bomen en lanen. En ook tref je allerhande verwijzingen naar de geschiedenis rond het in 1923 samengaan van de gemeente Renkum – dat hiervoor een fusiegemeente van Oosterbeek en Renkum was die de Heerlijkheid Doorwerth vrijwel volledig omsloot. Je ziet voormalige gemeentehuizen, grensaanduidingen en zelfs een oud tolhuis.

Onderlangs

De route langs de voet van de stuwwal(len) is ongetwijfeld de oudste. De latere beschermheilige van Oosterbeek, Sint Bernulphus (bisschop van Utrecht van 1027-1054), reisde in de vroege middeleeuwen ongetwijfeld van Utrecht via Wageningen naar Arnhem. Langs de voet van de Wageningse Berg – of misschien over de Wageningse Berg (waar rond 1000 al kapel stond) – om over de Bokkedijk het zompige gebied van de Renkumse Beek te passeren.

Natte voeten
Op zoek naar de makkelijkste route met zo droog mogelijke voeten. Met die natuurlijke gedachte ging het verder langs de rand van de Renkumse uiterwaarden – de Jufferswaard met daar de overblijfselen van ooit zeer omvangrijke steenfabrieken – om een goede oversteek te vinden over de Heelsumse Beek. Zo kwam en kom je uit bij de plek waar later het ‘kerkje op de heuvel’ zou verrijzen.

Omdat in de jaren zestig van de vorige eeuw de A50 dwars door het heidegebied is aangelegd, neigen we thans het spoor bijster te raken. Maar Bernhulphus ging ongetwijfeld om de kerkheuvel heen om weer zoveel mogelijk de overgang van uiterwaard en stuwwal te volgen: de Fonteinallee.

Klingelbeek
Kasteel Doorwerth was er toen nog niet. Via de in het verlengde daarvan liggende Veerweg kwam hij bij de plek waar de Zuiderbeek uitmondde in de uiterwaard. Nu vinden we daar de Oude Kerk van Oosterbeek, waarvan de stichting is toegeschreven aan Bernulphus. Verderop krijgt de weg een wat glooiend karakter, passeert het voormalige station Oosterbeek-Laag aan de lijn Arnhem-Nijmegen, om bij de Slijpbeek de gemeente Renkum te verlaten en op Arnhems grondgebied – het vroegere buurtschap Klingelbeek – te komen.

Geen tol
Later ontwikkelt zich de verbinding tussen Utrecht en Arnhem vanaf Heelsum door het dal van de Heelsumse Beek over Oud-Wolfheze en Papendal meer in noordelijke richting. Voor een belangrijk deel dus op het huidige tracé van de A50 ten noorden van Veentjesbrug. Op kaarten uit 1553 en 1616 staat deze vermeld als ‘den Heerwech oft openen wech’ en ‘Wolfhezer waghen wegh’[1]. Is het toeval dat op deze wijze het grondgebied van de Heerlijkheid Doorwerth, met zijn tolheffing, volledig wordt omzeild?

De Utrechtseweg

Op de kaart uit 1616 staan binnen de Heerlijkheid Doorwerth nog twee oost-west lopende wegen: de Oude Oosterbeekseweg, vanaf het kerkje in Heelsum, en wat minder duidelijk al een aanduiding van het tracé van de Utrechtseweg in Doorwerth. Volgens Demoed is daarbij ‘Gemeyne wegh nae Arnhem’ vermeld. Met daarbij de conclusie dat deze inmiddels de weg via Oud-Wolfheze heeft overvleugeld. Dat dit deel van de weg eigendom was van Heerlijkheid Doorwerth is bevestigd in afspraken met de Gelderse Rekenkamer in 1712.

Tweeduizend beuken
In de vroege achttiende eeuw ontstaat de behoefte om smalle en bochtige zandweg te verbeteren. Niet alleen voor transport van hout uit de bossen, maar ook om de landschappelijke waarde beter tot zijn recht te laten komen [2]. De weg is dan nog tussen de oostgrens van Doorwerth en de Koude Herberg (thans Oude Herberg) in bezit van de Staten van Gelderland, terwijl de het deel ten oosten daarvan in handen is van aangrenzende particulieren en stichtingen.
De verbetering en verfraaiing begint aan de oostzijde met een laanbeplanting door de eigenaar van Klein-Mariëndaal Mr. H.W. van Ruyven. De Gelderse Staten pakken vanaf 1713 hun stuk op maar de belangrijkste ingreep volgt tussen 1730 en 1740 als het deel tussen Mariëndaal en Hartenstein wordt rechtgetrokken. Voor rekening van de Staten wordt een laanbeplanting aangebracht, zowel op Gelders als overig eigendom. Langs de ‘allee’ worden in de herfst van 1734 wel tweeduizend beuken aangeplant.

Landgoederen
Ondanks de groei van de dorpen in de 19e en 20e eeuw en de gespreide villabebouwing, is hiervan nog steeds veel terug te vinden, vooral tussen de Wolfhezerweg en Kievitsdel. De Utrechtseweg heeft zich ontwikkeld tot de dorpsstraat van Oosterbeek, Heelsum en Renkum, maar is ook nog steeds het kralensnoer met daaraan een veelheid van landgoederen: Mariëndaal letterlijk op de grens met Arnhem, Hartenstein, Sonnenberg, Laag Wolfheze, De Kamp, Heidestein en Oranje-Nassau Oord op de grens met Wageningen. Daartussen vinden we (voormalige) raadhuizen, grensaanduidingen, monumentale villa’s, nog steeds actieve papierindustrie en graanverwerking in de Renkumse molen.

De dorpen, en in het bijzonder Oosterbeek, zouden vanaf het midden van de negentiende eeuw nooit zo vroeg de onstuimige groei hebben gekend, als in 1845 niet de Rhijnspoorweg van Amsterdam via Utrecht naar Arnhem in gebruik was genomen.

De spoorlijn Utrecht-Arnhem

Als je op de kaart kijkt, zie je direct het belang van de derde grote oost-west lijn door de gemeente: de spoorlijn met de stations in Oosterbeek en Wolfheze. Waar eerst gedacht was om de spoorlijn via Wageningen ‘onderlangs’ aan te leggen werd om militair strategisch redenen gekozen voor hoog en droog via Ede over de Veluwe. Dat betekende grote ingrepen in het landschap door grote ontgravingen en ophogingen [3], verleggen van wegen, waaronder de Schelmseweg, doorsnijden van landgoederen als Mariëndaal en De Dreijen. Maar ook de komst van veel kunstschilders, die samen de Oosterbeekse School vormden, welgestelden uit het westen en de koloniën, die hier hun villa’s lieten bouwen, en een groeiende toeristenindustrie met hotels, pensions en koffiehuizen.

Monumentale bouwwerken
En zo ontstonden nieuwe gebouwen en infrastructurele elementen, juist bij deze spoorlijn, waar we nu grote waarde aan toekennen: als oudste de ‘nieuwe’ toegang tot Mariëndaal uit 1845, duikers onder het dijklichaam, onder andere voor de Renkumse Beek, het station Wolfheze met de daaraan verbonden verbinding via de Wolfhezerweg en de Italiaanseweg met Kasteel Doorwerth en het Psychiatrisch Ziekenhuis vanaf 1906 met legio monumentale gebouwen.
De fietsroute langs de spoorlijn (Driegemeentenpad-Parallelweg) verbindt zo de landgoederen Mariëndaal met het meest westelijk gelegen Quadenoord. Daar vinden we naast een prachtige villa in de stijl van de Amsterdamse School, de laatst overgebleven en recent gerestaureerde watermolen. En een bijzondere schuur voor het versterven van wild.

Dwarsverbindingen

Als je de routes met elkaar wilt verbinden zijn er natuurlijk aan te bevelen noord-zuid gerichte dwarsverbindingen tussen deze drie routes. Van west naar oost:

[1] E.J. Demoed ‘Van een groene zoom aan een vaal kleed’ 1973 pag. 115 e.v.
[2] Klaas Bouwer ‘van profijt en genoegen’2008 pag. 133 e.v.
[3] Victor Lansink ‘Schoutambt en Heerlijkheid’ jaargang 35, nummer 3 pag. 4 e.v.

Kerkje op de heuvel